SMUK

SMUK

Decoratie in de mode

12.10.2019-30.08.2020

SMUK zoomt in op decoratieve technieken en opsmuk bij kleding en accessoires in de westerse mode van 1750 tot vandaag. Oppervlaktedecoratie met borduurwerk, veren, bloemen of passementen is steeds een belangrijk onderdeel van mode geweest. Tijdens de achttiende eeuw is versiering, dan nog met de hand vervaardigd, kostbaar en een graag gebruikt statussymbool waarmee de elite zich van andere, lagere klassen onderscheidt. Dankzij de ambachten van de plumassier, rubanier of brodeur worden de kapsels, herenvesten, schoenen en robes à la française van hovelingen rijkelijk versierd. Vanaf het midden van de negentiende eeuw krijgen deze métiers een prominente plaats binnen de haute couture. De hoogwaardige ambachten staan synoniem voor luxe, exclusiviteit en het modecentrum Parijs.

De industriële revolutie stimuleert de technologische vooruitgang en zorgt ervoor dat er machinaal en dus op grotere schaal geproduceerd kan worden. Vandaag putten hedendaagse modehuizen uit een uitgebreid scala aan decoratietechnieken: van handwerk tot machinale varianten, maar ook innovatieve methodes zoals 3D-printing of laser cutting. In hun voortdurende zoektocht naar vernieuwing en exclusiviteit en mogelijkheden om het lichaam te versieren, transformeren of verhullen maken modeontwerpers hier volop gebruik van.

Deze thematisch opgebouwde tentoonstelling wil de socio-economische context van decoratie in de mode van vroeger en nu onderzoeken en de uiteenlopende vormen en rollen van opsmuk voor de bezoeker in kaart brengen. In een wereld van fast fashion staan we stil bij het ambacht en vakmanschap van de verschillende ateliers. Aan het einde van de tentoonstelling wordt in de ‘wonderkamers’ een blik geworpen achter de schermen van deze ateliers en kunnen de technieken die in de tentoonstelling aan bod komen van dichtbij worden bestudeerd.

 

Bezoek de expo virtueel

image 1
© Modemuseum Hasselt
image 2
© Modemuseum Hasselt
image 3
© Modemuseum Hasselt
image 4
© Modemuseum Hasselt
image 5
© Modemuseum Hasselt
image 6
© Modemuseum Hasselt

Métiers d’Art

De achttiende eeuw geldt als hét hoogtepunt voor het gedecoreerde kledingstuk: waaiers, schoenen en hoeden, maar ook herenvesten en -jassen worden rijkelijk versierd met zijde- en goudborduurwerk dat vaak geïnspireerd is op motieven uit de fauna en flora. Deze luxegoederen worden enkel gedragen door de toenmalige upper class, de aristocratie, die de mode aanwendt om haar status en plaats in de maatschappij te etaleren.

In deze periode is Frankrijk het epicentrum voor mode en luxe. Een positie die door Jean-Baptiste Colbert, minister van Financiën en Economische zaken onder het bewind van Lodewijk XIV, wordt gestimuleerd met behulp van een protectionistisch systeem dat het gebruik van stoffen uit het buitenland verbiedt.

De Franse stoffen behoren tot de absolute top, en stoffen met borduurwerk uit Lyon en Parijs worden via verschillende handelsroutes doorheen Europa verspreid. Niet enkel het ambacht van de borduurder (brodeur), maar ook dat van de pluimenmaker (plumassier) en lintenmaker (rubanier) zorgt ervoor dat de Franse mode overal gegeerd is en tot de verbeelding spreekt. Al deze ambachten worden ook beschreven in Diderot en d’Alemberts fameuze Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers (1751-1772).

Wanneer Charles Frederick Worth in het midden van de negentiende eeuw in Parijs zijn couturesalon Maison Worth opent en het begrip haute couture introduceert, is het niet moeilijk om bekwame meester-ambachtslui te vinden om de ontwerpen te maken die hij voor ogen heeft. Worth, die algemeen wordt beschouwd als de grondlegger van de haute couture, richt in 1868 de Chambre syndicale de la Couture, des Confectionneurs et des Tailleurs pour Dames et Fillettes op met als doel de hoge kwaliteitsnormen te handhaven. In 1945 wordt de organisatie omgevormd tot de Chambre syndicale de la Haute Couture. Om het label ‘haute couture’ te mogen dragen, moet een huis tot op vandaag aan verschillende vereisten voldoen, zoals een atelier hebben in Parijs met twintig werknemers in dienst, de silhouetten op maat maken en tweemaal per jaar een collectie van dertig silhouetten showen in Parijs.

Tijdens de negentiende en het begin van de twintigste eeuw zijn de grootste couturehuizen in Parijs gevestigd rond de Opéra, met als voornaamste locatie de rue de la Paix. De couturiers doen een beroep op de paruriers, ambachtsmannen en -vrouwen die hun ontwerpen van kunstbloemen, veren en borduurwerk voorzien. In de prille jaren van de haute couture worden ateliers zoals Maison Michonet (later Lesage), Maison Hurel, Maison Lemarié en Maison Guillet opgericht. Deze ateliers bouwen aan een duurzame relatie met de verschillende huizen en spelen ook vandaag nog een belangrijke rol binnen de haute couture. Om de savoir-faire van deze artisanale ambachten in stand te houden, koopt modehuis Chanel door de jaren heen zelfs verschillende ateliers op. Deze huizen, waaronder Lemarié en Lesage, zijn nu actief onder de noemer Paraffection en verzorgen al het borduurwerk en bloemen- en pluimenwerk voor de ontwerpen van Chanel.

Behalve in Parijs, zijn er nog andere centra waar borduurwerk een bijzondere status en afwerkingsgraad bereikt. Zo werken Italiaanse modehuizen zoals Dolce & Gabbana nauw samen met gerenommeerde Italiaanse borduurateliers en is Dries Van Noten een van de eerste ontwerpers die borduurwerk uitbesteedt aan Indiase ateliers, waardoor het label Made in India wordt gelinkt aan luxe en prestige. Samen met de Indische borduurwerkers ontwikkelt hij een beeldtaal met oosterse en westerse elementen.

Modehuis Maison Margiela geeft met zijn Artisanal-collectie een eigen invulling aan haute couture. Elk kledingstuk van deze collectie wordt met behulp van herwerkte vintage, antieke stukken of objets trouvés met de hand gemaakt in de ateliers van het huis. In 2012 krijgt de Artisanal-collectie de officiële titel 'Haute Couture' van de Fédération de la Haute Couture et de la Mode.

Modemuseum Hasselt expo SMUK

Hand versus machine

Tijdens de negentiende eeuw worden voor verschillende handtechnieken machinale varianten geïntroduceerd, wat een invloed heeft op de productiesnelheid en -kosten. De naaimachine wordt in 1800 uitgevonden, maar pas in 1848 gepatenteerd. In 1828 wordt de eerste borduurmachine geïntroduceerd die handborduurwerk imiteert zonder tussenkomst van de mens. Tegenwoordig is machinaal borduurwerk computergestuurd, maar tijdens de negentiende eeuw wordt er nog met ponskaarten gewerkt. Borduurwerk kan ook handgestuurd – de stof wordt met de hand geleid – zijn, zoals met de Cornely-machine (1868), die kettingsteken produceert en kralen en pailletten snel kan bevestigen.

Omdat machinaal geproduceerde decoratie doorgaans goedkoper, sneller en minder ‘spontaan’ is, wordt aan het manuele nog steeds een superieure positie toegeschreven. In dit deel van de tentoonstelling zie je echter verschillende silhouetten waarbij het machinale en het manuele op gelijke voet staan. Ontwerpers combineren traditioneel vakmanschap met innovatie en hanteren machinale technieken als creatieve tools in hun zoektocht naar vernieuwing en exclusiviteit. De hier getoonde ontwerpen combineren machinaal borduurwerk, manueel uitgevoerde decoratie en technieken als lasercutting.

Britse modehuizen zoals Erdem en Mary Katrantzou, die bekendstaan om hun gewaagde, kleurrijke en rijkelijke decoratie, werken vaak samen met ateliers zoals Jenny King Embroidery en Hand & Lock, twee Britse ateliers die handwerk en manueel en computergestuurd borduurwerk combineren om tot de meest waanzinnige resultaten te komen.

image 1
© Modemuseum Hasselt
image 2
© Modemuseum Hasselt
image 3
© Modemuseum Hasselt
image 4
© Modemuseum Hasselt
image 5
© Modemuseum Hasselt
image 6
© Modemuseum Hasselt
image 7
© Modemuseum Hasselt

Hightech

Tijdens de negentiende eeuw vinden de eerste experimenten met synthetische vezels plaats. Dit leidt tot de ontwikkeling van verschillende alternatieven voor dure natuurlijke materialen waardoor versierde silhouetten voor een veel breder publiek toegankelijk worden. In 1850 wordt bijvoorbeeld cellulosenitraat uitgevonden, enkele jaren laten, in 1865, celluloseacetaat. Deze vroege plastics worden tijdens de jaren ‘20 en ‘30 regelmatig toegepast in de mode-industrie op de zogenaamde charlestonjurken. Het resultaat hiervan kun je bewonderen in het volgende thema, Optische illusie.

Enkele van de grootste uitvindingen op het gebied van handborduurwerk kunnen ontwikkeld worden dankzij nieuwe materialen op basis van cellulose en andere synthetische materialen, wat leidt tot een breed arsenaal aan decoratieve opsmuk.

Cristóbal Balenciaga kondigt in de jaren ’50-‘60 officieel de intrede van plastic borduurwerk in de haute couture aan. Hij geeft het traditionele Parijse borduuratelier Lesage de opdracht te experimenteren met celluloseacetaat in de vorm van borduursels en pailletten in verschillende vormen en uitvoeringen. Geleidelijk aan vinden deze nieuwe materialen hun toepassing in de mode-industrie en vanaf de jaren ‘60 worden plastics als pvc uitgebreid gebruikt.

Vandaag maken ontwerpers voor hun opsmukwerk nog steeds graag gebruik van deze plastics, en dat in combinatie met nieuwe, maar ook traditionele materialen. Designers omarmen nieuwe technologie en experimenteren volop met innovatieve materialen en technieken zoals computergestuurde productieprocessen, 3D-printing en lasercutting. Ontwerpster Iris van Herpen betrekt zelfs gespecialiseerde laboratoria en universiteiten in haar zoektocht naar nieuwe materialen en productieprocessen.

Optische illusie

Smuk gaat nooit louter over decoreren, maar is steeds verbonden met een bepaalde betekenis; een context, vakmanschap en metier. De kracht van opsmuk schuilt niet alleen in het versieren, maar ook in het verhullen en onthullen, het transformeren en zelfs het misleiden. Een ideale inspiratiebron voor ontwerpers om te experimenteren met alle facetten van opsmuk en decoratieve technieken. Het gaat niet zozeer om de decoratieve ingreep op zich met als doel om te versieren, wél om het creëren van een illusie en vormenspel. Decoratie wordt daarbij ingezet als een middel om tot een bepaalde vorm te komen. Doorheen de modegeschiedenis hebben vorm en decoratie altijd op gespannen voet geleefd, waarbij nu eens de ene, dan weer de andere de bovenhand haalt.

De pailletten waarmee de charlestonjurken uit de jaren twintig zijn bezaaid, zorgen voor een intrigerend optisch spel wanneer de drager beweegt en danst. Pailletten – in verschillende vormen en maten – zijn een dankbaar visueel gegeven op de catwalk. Ook hier is de referentie naar beweging en dans nooit ver weg. Zo speelt Brits ontwerper Gareth Pugh in ware discostijl met de proporties van de paillet.       

Dat decoratietechnieken ook ingezet kunnen worden als structuur zie je onder andere terug in de ontwerpen van Hussein Chalayan en Walter Van Beirendonck. Chalayan kwam door een combinatie van machinaal en handgemaakte toefjes tule tot de ‘Cone dress’, een soort cocon die de lichaamsvorm verhult. Van Beirendonck ontwikkelde op vraag van kunstenaar Erwin Wurm installaties in de vorm van ‘performative sculptures’, waarbij drie keer dubbel gevouwen ronde schijfjes tule aangebracht werden op een drager, met verschillende sculpturen als resultaat.       

John Galliano, koning van het ‘maximalisme’ lanceert exuberante en over the top collecties in een periode waarin minimalisme hoogtij viert (‘90). Hij creëert een vormenspel door het veelvuldig gebruik van ruches waardoor er vreemde proporties ontstaan die het lichaam uit balans lijken te brengen.

Naturalia

De wondere wereld van de natuur heeft altijd een grote invloed gehad op mode. Ook vandaag maken ontwerpers dankbaar gebruik van elementen uit de fauna en flora, zoals bloemen, veren en dierenprints. Ze onthullen onze voorliefde en interesse voor de natuur.       

Door ontdekkingsreizen, handel en de uitvinding van de boekdrukkunst neemt de kennis van naturalia in de zestiende eeuw almaar toe in onze contreien. Boeken met beschrijvingen over dieren, planten en floralia worden al snel een belangrijke inspiratiebron voor kleermakers.         

Tijdens de achttiende eeuw, wanneer de rococo hoogtij viert, maken mannen aan het hof grote sier in rijkelijk met bloemen geborduurde jassen en vesten, onderdelen van het habit à la française. Elementen uit de fauna en flora verschijnen in diverse stijlen en uitvoeringen – vaker fantasie dan waarheidsgetrouw – doorheen de tijd. Vanaf de negentiende eeuw wordt het kleurenpalet terug soberder. Dat is vandaag nog steeds het geval. Behalve bij ontwerpers als Dries Van Noten en Alessandro Michele (Gucci), die hun ontwerpen graag opsmukken met geborduurde en applicatiebloemen, zie je weinig florale motieven opduiken in de herenmode.        

Dat, in tegenstelling tot de damesmode, waar natuurlijke motieven altijd een belangrijke rol hebben gespeeld. Met de opkomst van de haute couture aan het eind van de negentiende eeuw groeit de vraag naar exclusieve en kostbare opsmuk. Ateliers specialiseren zich in het vervaardigen van pluimen en artificiële bloemen om aan de vraag te kunnen voldoen. Ontwerpers zoals Charles Frederick Worth, Lucile en Lanvin gaan samenwerkingen aan met deze maisons, die zich niet alleen laten inspireren, maar ook laten bedienen door elementen uit de natuur, zoals pluimen, schelpen, parels en dierenschilden.        

Ook bij de hedendaagse generatie modeontwerpers nemen fauna en flora in de vorm van borduurwerk en appliqué een belangrijke plaats in. Ze experimenteren met materialen uit de natuur in allerlei decoratieve toepassingen. Denk maar aan de terugkerende veren bij Ann Demeulemeester, of de bloemen in het werk van Delpozo, Giambattista Valli en Dolce & Gabbana.

Een blik in de roze wonderkamer van Modemuseum Hasselt tijdens expo SMUK

Wonderkamers

Hedendaagse ontwerpers zetten historische, machinale en nieuwe, innovatieve technieken in om hun ideeën vorm te geven. Deze wonderkamers nemen je mee in de wereld van de ateliers die in dienst staan van de luxemode-industrie.

In het eerste atelier ontdek je het savoir-faire van de pluimenmaker, de borduurwerker en de maker van artificiële bloemen aan de hand van verschillende tools, video’s en een interview met directeur van Maison Hurel, Martin Hurel. In de vitrines zie je stalen van gerenommeerde borduurateliers als Maison Hurel, Maison Lesage, Maison Lemarié, Hand & Lock en Pino Grasso Ricami.   

In het tweede atelier – waar je zelf aan de slag kunt – bundelen we de krachten met Mode Incubator voor Accessoires Hasselt (MIA.H). Aan de hand van verschillende met laser gesneden, 3D-geprinte of machinaal geborduurde onderdelen kun je broches en manchetknopen maken die je nadien aan onze wand kunt bevestigen.

Delen: